Het Fries Fotoarchief is de online beeldcollectie van Tresoar en omvat afbeeldingen uit overheidscollecties en particuliere collecties. In dit archief is een zwartwit interieurfotoserie van Stania State opgenomen uit de periode 1950-1999, waaronder een foto met bijenkorven en vlechtmateriaal.
Uithof, Fries Landbouwmuseum
De foto is genomen in de periode dat de state in gebruik was als Uithof van het Fries Museum en staat onder Gebouwen, Kunst en cultuur, serie: ‘Landbouw, veeteelt en visserij attributen in het Landbouwmuseum in Staniastate te Oenkerk’. In de beschrijving staat: “Een kamer van ‘het Landbouwmuseum in Stania State’ op de bovenverdieping met onder meer bijenkorven onder een pannen afdakje, waarboven een deel van een strooien dak te zien is. Op de planken vloer ligt een vlechtvoorbeeld en werkmateriaal”. In 2010 zijn de genoemde voorwerpen overgebracht naar het Frysk Lânboumuseum in Earnewâld in gemeente Tytsjerksteradiel. In 2018 is dit museum verhuisd naar de verbouwde monumentale boerderij naast de Dairy Campus in Goutum, gemeente Leeuwarden.
Bijenkorven van roggestro
De bijenkorven zijn met de hand gevlochten. De techniek is sinds de Middeleeuwen nauwelijks veranderd en heet spiraaltechniek omdat de bundel natuurlijk materiaal ononderbroken spiraalsgewijs op elkaar gevlochten wordt. Met natuurlijk vlechtband worden er bindingen omheen gelegd. Alle strosoorten bestaan uit droge graanplantentengels met gedorste aren die bij het maaidorsen achterblijven op het land. Roggestro is voor het behoud van de warmte in de korf het meest geschikt en het is lang en soepel, tarwe en haverstro zijn bijvoorbeeld stugger en korter en vlechten minder makkelijk, evenals het bekende pijpenstrootje of buntgras dat voor fijner werk gebuikt wordt. Roggestro is toegepast bij manden en bijenkorven vlechten, strooien daken en stroproppen of strodokken ter afdichting tegen sneeuw van daken met holle dakpannen.
Vlechtring en manchet
Vlechten gebeurt met een manchet of vlechtring, dit is een rond buisje, oorspronkelijk gemaakt van koehoorn. De vlechtring wordt om het bundeltje geschoven en houdt de bundel bijeen. Tegenwoordig is de vlechtring vaak uit een Pvc-buis gezaagd. De wijdte van de ring hangt af van de dikte van het bundeltje stro. De ring heeft een wijde kant om het voortdurend insteken van strootjes om de bundel op dikte te houden makkelijker te maken. Voordat er met de strobundel gevlochten kan worden, wordt het eerst gedroogd. Vochtig stro gaat schimmelen. Knaagdieren zoals muizen mogen er niet bij komen, dat zou funest zijn voor de strovoorraad. Het roggestro wordt eerst geschoond, waarbij het gras of (on)kruid er uit geschud wordt. De roggestengels bevatten meerdere knopen of groeischijven, waaraan lange blaadjes vastzitten. Kleine bosjes stro worden door een hark gehaald om die kleine stukjes eruit te harken. Resterende blaadjes worden tijdens het vlechten verwijderd om de korf glad te houden en de vele nuances van de goudgele glans uit te laten komen. De aren worden afgeknipt zodat muizen op afstand blijven.
Kribbelrasp, spleut en pitband
De vlechtband is het bindmateriaal en bestond vroeger vooral uit wilgentenen of met een mes of kribbelrasp van doorns ontdane bramentakken. De kribbelrasp was een koehoorn met gaatjes waard de bramenstengel doorheen werd getrokken. De tenen en takken moesten eenjarig zijn, ouder hout is te bros en breekt snel. De wilgentenen en braamscheuten werden vaak eerst gespleten. De wilgenspleut of bramenspleut werden later vervangen door sterk, duurzaam en gemakkelijk te verwerken bamboeband of rotanschil, pitband genoemd. Spleut wordt net als de pitband in een speciale vlechtnaald gestoken, bijvoorbeeld een koperen buis waarvan de punt is dichtgesmolten met tin zodat de naald niet in het stro blijft haken. Een andere methode is met een priem of steker een gat in de bundel prikken waar de puntig gemaakte band doorheen geduwd wordt. Vooraf wordt de band in een emmer water geweekt om soepel te worden.
Platte kop
Tijdens het vlechten van de 40 tot 50 cm hoge en 33 tot 38 cm wijde bijenkorf met enigszins platte kop in schaalvorm met kleine bodem, wordt de bundel vochtig gehouden om soepel te kunnen vlechten. De korf kan zo ook in de goede vorm gehouden worden, het natte stro beweegt mee met druk. De korf heeft een enigszins platte kop om bij het inspecteren van de bijen de korf ondersteboven te kunnen neerzetten.
Trynwâldster Gerhild van Rooij
Foto’s
1. J.D. De Jong, (Oudkerk). Bijenkorven en vlechtmateriaal, bovenkamer Stania State, foto, 16×22.5 cm (foto 26210, Fries Fotoarchief)
2. Polygoonjournaal over bijen en imkers (jaren dertig, filmstill).
3. Vlechtring en vlechtnaald (filmstill, Imkerpedia).