...altyd nijsgjirrich!

In de Trynwâlden, nr. 97 Conservator Museum Dokkum opent expositie F. Gelencsér in GBV

Vrijdagmiddag 19 april is de expositie ‘Feri Gelencsér Beeldend – Biografisch’ in Galerie Bloemrijk Vertrouwen feestelijk geopend. Hans Groeneweg, directeur-conservator van Museum Dokkum, tevens oud-conservator van het Fries Verzetsmuseum Leeuwarden, sprak over de opvang van Hongaren in 1956 in vergelijking tot de grootschaliger opvang van vluchtelingen in en na de Tweede Wereldoorlog. Daarna verzorgde GBV het levensverhaal van de op 21 juni 1928 in Vasvár, Hongarije, geboren Hongaar Feri, voluit Ferenc Gelencsér.

Gelencsér en Geert Mak
Feri is in 1956 samen met zijn vrouw Erzsi en jongere broer Peter uit Hongarije gevlucht en via Wenen in Friesland terechtgekomen. Het echtpaar Gelencsér vond onderdak bij de ouders van Geert Mak, zoals te lezen en zien in het boek “Friesland, wees zacht voor mij” door M. Vriesema. In de tentoonstelling staat een cartoonportret van Geert Mak van de hand van Gelencsér. Mak heeft in zijn boek “De eeuw van mijn vader” het Hongaarse paar Gelencsér anoniem beschreven.

‘Herverdeling’ Hongaarse vluchtelingen
Hans Groeneweg licht toe hoe in 1956 in Hongarije de Hongaarse opstand hardhandig de kop in werd gedrukt is door de Russen en duizenden Hongaren op de vlucht moesten. Oostenrijk riep westerse landen op om een deel van de 80.000 Hongaarse vluchtelingen op te nemen. Nederland deed mee aan de ‘herverdeling’. Onder de Nederlandse bevolking was grote verontwaardiging over de hardhandig neergeslagen opstand. De eerste vluchtelingen werden hier met open armen ontvangen. Groeneweg memoriseert: De steuncomités waren amper te tellen. De regering Drees keek met andere ogen naar de vluchtelingen. Was er wel werk en woningruimte voor ze in de tijd dat ons land net herstelde van jaren van enorme woningnood. Hoe konden de Hongaren hier zo snel als mogelijk een goed geïntegreerde groep worden nu er ook al zo veel mensen vanuit de oude koloniën naar Nederland kwamen. Deze zorgen maakten dat het aantal opgevangen Hongaren beperkt bleef, slechts 2.489 Hongaren, na gezinshereniging 3.400. Na de Tweede Wereldoorlog had Nederland 70.000 zuiderlingen opgevangen in aantal, een groot verschil.

Voordelige selectie
Bij de selectie was vooral gekeken naar goed opgeleide mannen, ongehuwd, jong en vrij van radicale smetten (lees communistische sympathieën), passend als arbeidskracht. Eind 1957 konden de opvanglocaties dicht, iedereen was ondergebracht in een eigen huis of pension. De kosten van de opvang waren grotendeels voldaan door de opbrengsten van acties door de steuncomités. Het gemor van Nederlanders die al jaren op een wachtlijst stonden voor een woning was bestreden door gemeentes de opdracht te geven niets te communiceren over de toewijzing van woningen aan vluchtelingen. De regering faciliteerde in 1963 zo’n 600 Hongaren bij terugkeer naar het vaderland – liever naar een onvrij thuisland, dan in een land waarin ze hun plek moesten bevechten en dat wellicht nooit echt thuis zou gaan worden -. In de uitnodiging stond dat ook Feri en Erszi heimwee hadden naar hun thuisland. Zij bleven in Nederland, maar wat zal de integratie moeilijk zijn geweest” besloot Hans Groeneweg.

1956, werken, studie en kunst
De galeriehouders van GBV vertellen hoe Feri in 1956 meteen werk zocht en dat bij een tandarts in Leeuwarden vond en aansluitend bij een tandtechnisch laboratorium in Groningen. Op het document van zijn naturalisatie in 1963 staat als beroep decorateur, hij werkte toen bij V&D in Leeuwarden. Feri voltooide naast zijn voltijds werk de kunstopleiding aan de ABK Vredeman de Vries in Leeuwarden. Later behaalde hij onder meer ook zijn MO Handenarbeid en werd hij aangetrokken als leraar handenarbeid en etaleren op de Detailhandelsvakschool in Sneek. Hij wilde leerlingen via de vakken etaleren en handenarbeid de technieken en achtergronden bijbrengen waarmee ze echt goed werk konden leveren. Zijn streven naar kwaliteit, lef en grandeur in het werk, werd niet altijd begrepen op school. Middelmaat hoorde niet bij het paar Gelencsér. Oud-leerlingen bewonderen zijn vakkennis. In de jaren zeventig woonde het paar in Ysbrechtum. Hij hield er atelier en werkte buiten aan grotere plastieken.

Technieken en materialen
Zijn architecturale werk, ruimtelijke vormgeving zoals wanddecoraties en maquettebouw is alleen te zien in de documentatie. Van de koppen, reliëfs en mens- en dierfiguren of groepen van keramiek zijn enkele te zien. De kleine en grote torsen en abstracte werken in steen of aluminiumcement en abstracties in hout zijn voor een deel op foto te zien. De gedraaide houten kandelaars, sober gedecoreerde gedraaide keramiek, leren muiltjes en bijpassend hes met witte Hongaarse florale motieven op zwart leer en fijn uitgewerkte siersmeed-ornamenten van geelkoper, roodkoper en glas zijn voorbeelden van de veelzijdigheid van zijn toegepaste kunst. Een twaalftal landschappen op papier in aquarel of lino of houtsneden laat zien dat Friesland en Hongarije hem inspireerden, de naam van zijn atelier was Bakony. Het bekendst zijn de vele treffende cartoons, waarvan er ruim vijftig in de expositie staan en nog meer op verzoek zijn in te zien. Een deel van het werk is in bruikleen, waaronder een serie cartoons van alle gemeenteraadsleden in Drachten als boekwerk. Tot zijn overlijden op 26 juni 2019 in zijn woonplaats Drachten (Smallingerland) maakt hij nog beeldend werk, de laatste steen waaraan hij werkte in de periode dat Alzheimer toesloeg, ligt in de expositie.

Tekst Gerhild van Rooij, Galerie Bloemrijk vertrouwen

Foto’s vernissage in GBV Piet Reitsma